‘Wij, twee kinderen, tourden met Bill Haley’
De eerste baan maakt vaak diepe indruk. Tonny Eyk (1940) begon als accordeonist. Dit jaar viert Kinderen voor Kinderen zijn 35-jarig jubileum. Eyk componeerde voor het kinderkoor klassiekers als ‘Op een onbewoond eiland’.
“Met mijn tweelingzus Jeanette trad ik al sinds mijn tiende op met ‘Les deux jeateux’. We hadden een variété-act: met schattige krulletjes en een accordeon speelden we op manifestaties, festivals en voor de radio.
Op 1 juli 1955, vlak voor ons vijftiende, werden we beroepsmuzikant. Onze moeder overleed op jonge leeftijd, het was heel treurig. Maar tegelijkertijd hebben we in die periode zoveel mooie dingen meegemaakt, dat is haast niet voor te stellen. Vanaf het moment dat we beroepsmuzikant werden gingen we niet meer naar school. Meteen werden we in het diepe gegooid. Overal werden in die tijd variétéprogramma’s georganiseerd, en wij deden mee. De Dienst Welzijnszorg, zij organiseerden de entertainmentprogramma’s voor soldaten, was een belangrijke opdrachtgever van ons. Het hele land moesten we voor hen door. Overal traden we op voor soldaten en arbeiders die zich bezighielden met de opbouwwerkzaamheden na de oorlog.
We kwamen uit Den Haag en we hadden nog geen rijbewijs. We moesten dus altijd meerijden met andere artiesten, ook om kosten te besparen. Ik weet nog dat we in de auto zaten samen met de mensen van de hondenact. Na het optreden moesten we dikwijls úren op ons geld wachten vanwege de tombola. Met het geld van de tombola – dat bestond uit dubbeltjes en kwartjes – werden de artiesten uitbetaald. Samen verdienden we op zo’n avond zestig gulden.
Alle variétéshows hadden een vast stramien: er was een accordeonact, een goochelaar, er was altijd een jongen met een gitaar die mooi kon zingen en er was een conferencier voor het pauzenummer. Na de pauze kwamen alle artiesten weer terug met een andere act. Met onze accordeons was het onze taak om de zaal los te krijgen met meezingers.
Naast de accordeonact deed ik al snel ook de begeleiding van de andere acts op de piano. Je moest weten waar alle stops in het programma zaten. Het was daarnaast een kwestie van veel impoviseren: ik maakte ter plekke tunes en jingles. Het was ongelooflijk leerzaam en dé manier om het vak te leren. Het leuke was vooral dat we met allemaal bekende conferenciers en artiesten werkten: Rudi Carrell, Heintje Davids, Johnny Jordaan en ga zo maar door.
Het hoogtepunt van ‘Les deux jeateux’ was toch wel dat we in 1957 in het voorprogramma stonden van Bill Haley – van het nummer ‘Rock Around the Clock’. We gingen met hem op tournee door België en Duitsland. In Nederland mocht Bill Haley alleen niet optreden; alles wat met rock-‘n-roll te maken had werd in die tijd als negatief gezien. Wij – kinderen met een accordeon op ons buik – en Bill Haley, het was een bizarre combinatie, maar de manager zag kennelijk iets in ons.
In deze tijd mis ik het echte variété wel eens, waar om de vijf seconden werd gelachen. Met de komst van de televisie veranderde er veel: mensen konden gewoon vanuit hun woonkamer naar shows kijken. Inmiddels vind je dat echte entertainment van toen ook niet meer op de Nederlandse televisie. Regelmatig kijk ik naar shows op de BBC, daar proef je nog een beetje van hoe het was.”