Kan dat echt, leven zonder Facebook?
Gepubliceerd in dagblad Trouw, 8 september 2012.
Facebook en Twitter checken is inmiddels voor veel mensen als ontbijten: het hoort er gewoon bij. Toch bestaan er nog jongeren die er nooit aan begonnen. “Ik vertél liever wat ik doe.”
Nog voor ik ‘s ochtends goed en wel mijn ogen open heb, zoekt mijn hand naar mijn iPhone. Ik vind hem naast mijn hoofdkussen: ’3 nieuwe e-mails’. Snel scan ik de berichten. Mijn vinger schuift naar het Facebook- icoontje. ‘Zo die ging laat slapen’, denk ik als ik het tijdstip van de post bekijk van een vage kennis. Een vriendin heeft haar profielfoto net veranderd. Ik klik op ‘Like’. Dan is het tijd om op te staan.
Facebook en Twitter checken is als ontbijten; het is een vanzelfsprekend onderdeel van mijn dag. En hoewel het nog maar een aantal jaar geleden is, kan ik mij haast niet meer voorstellen hoe mijn leven ‘zonder’ was. Toch zijn er ook jonge mensen die ervoor kiezen onzichtbaar te blijven op sociale mediasites. Ze kunnen prima zonder. Het klinkt wat vreemd, maar omdat ik niet weet hoe ik deze mensen anders kan vinden, plaats ik een oproep op Facebook. Er volgen meer dan twintig reacties, van mensen die iemand kennen zonder een Facebookleven. Zo kom ik via via terecht bij Jimmy Veenboer (23), meubelmaker in Amsterdam.
“Alleen Loes heeft Facebook. Verder doet niemand hier aan sociale media”, zegt Veenboer. Met zijn collega’s zit hij voor de werkplaats in Amsterdam-Noord. Ze zijn net klaar en ze drinken een biertje in de zon. Veenboer maakte op zijn vijftiende een keer een profiel aan op een sociale netwerksite ‘voor de meisjes’ maar hij had al snel door dat het niks voor hem was: “Ik werk met mijn handen; ik houd er helemaal niet van om achter de computer te zitten. Daarbij snap ik niet wat er leuk aan is.”
Veenboer is een van de weinigen in zijn vriendenkring die geen gebruik maakt van sociale mediasites. Facebook is de grootste. Opgericht in 2004 door inmiddels multimiljardair Mark Zuckerberg, verwachtte de Facebook deze zomer zijn miljardste gebruiker. Onlangs nog werd op Facebook een foto geplaatst van een toerist die zijn camera in Amsterdam had verloren. In een paar dagen werd de foto ruim vijftigduizend keer gedeeld. De eigenaar was binnen mum van tijd gevonden, dankzij het internationaal vertakte netwerk.
Sindsdien is het in een recordtempo gegaan. Zonder enige aarzeling heb ik mij overgeven aan verscheidene sociale netwerken. Ik deel mijn foto’s en gedachten niet allemaal moeiteloos met mijn 429 ‘Facebookvrienden’. Sommige mensen uit mijn netwerk heb ik maar één keer gezien. Op Twitter is het niet anders. Daar word ik gevolgd door tweehonderd mensen van wie ik meer dan de helft niet ken. Als zelfstandig ondernemer vind ik het belangrijk dat potentiële opdrachtgevers mij makkelijk kunnen benaderen, en dat ze kunnen zien wat ik doe.
We kunnen niet meer zonder, is de boodschap. Weten wanneer de verjaardagen van je vrienden zijn, uitgenodigd worden voor leuke feestjes; Het loopt allemaal via de sociale netwerken. En je moet als jonge internetter wel hopeloos ouderwets zijn, wil je geen gebruik maken van de gratis diensten van de netwerksites.
Jimmy Veenboer en zijn collega’s lachen. Veenboer: “Ja, misschien zijn we wel ouderwets. Maar ik ben blij dat ik het niet gebruik als ik zie hoe mijn vrienden ermee omgaan. Als er een feestje is geweest waar ze niet bij konden zijn, zoeken ze op Facebook meteen de foto’s op om te zien wie er wel waren. Ik snap daar echt de lol niet van. Ze worden er helemaal door opgeslokt; het is een soort verslaving.”
Bram Creusen (30), docent politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, herkent het gedrag dat Veenboer beschrijft bij zijn studenten: “Als ik de pauze aankondig, grijpt iedereen meteen naar z’n mobiele telefoon. Dan worden er snel updates geplaatst en posts geliked.” Zelf maakt Creusen geen gebruik van sociale media. “Alleen LinkedIn, maar daar zie ik het nut van in. Facebook is een soort nieuwe realiteit geworden, een vanzelfsprekendheid. Pas kwam ik in de trein iemand tegen van de middelbare school. We hadden elkaar jaren niet gezien, we kletsten wat zoals dat hoort. Toen hij uitstapte zei hij enthousiast: ‘Ik voeg je wel even toe op Facebook!’ ‘Ja, is goed hoor’, zei ik om er vanaf te zijn. Maar waarom zou ik opeens in contact moeten komen met mensen die ik al jaren niet heb gezien?”
“Het is echt niet zo dat ik in een sociaal isolement verkeer, maar ik vertél mensen liever wat ik meemaak dan dat ik dat online zet”, zegt Sanne van Grafhorst (22). Ze is student journalistiek aan de Christelijke Hogeschool in Ede. Een journalist in opleiding die niet aan sociale media doet? Het klinkt tegenstrijdig geeft ze toe. “Maar ik ben geen nieuwsjournalist, ik houd meer van achtergrondverhalen. Dan weet ik een nieuwtje misschien niet als eerste, maar het staat even later toch op alle nieuwssites.”
Van Grafhorst en Veenboer willen ook niet dat mensen hun foto in combinatie met hun voor- en achternaam makkelijk op internet vinden. Dat is geen prettig gevoel, vinden ze allebei.
De kritiek die bestaat op sociale mediasites is bekend. De privacy van mensen zou in het geding zijn. Facebook gaat daarin steeds een stap verder om aantrekkelijk te blijven voor adverteerders.
De angst voor het verlies van privacy speelt voor Bram Creusen niet zo’n grote rol. “Ik ben niet principieel tegen Facebook. Maar ik denk wel: hoe kun je als gebruiker verwachten dat als iets gratis is, je daar niks voor hoeft in te leveren?”
Zelf zie ik het nut niet om met een vrij beperkte groep mensen informatie uit te wisselen je deelt tenslotte vaak elkaars interesses en vrienden. Het is heel ironisch: internet geeft je toegang tot een ongebreidelde hoeveelheid informatie, maar wat je uiteindelijk tot je neemt, is door zo’n site als Facebook maar heel beperkt. Ik lees liever de krant waar ik een artikel vind dat bijvoorbeeld gaat over de verkiezingen in Colombia. Juist omdat ik daar anders niet zo snel over zou lezen.”
Voor de drie niet-Facebookers is het inmiddels ook koppigheid niet mee te doen met de ‘massa’. Hun vrienden weten dat ze via Facebook niet te bereiken zijn. Meerdere keren is geprobeerd ze over te halen. En nu zullen ze volhouden, is toch ook wel een idee dat meespeelt. Creusen: “Al sluit ik niet uit dat ik overstag ga als dat voor een bepaalde baan vereist zou zijn.” Opvallend is dat hij en Van Grafhorst geen smartphone hebben. Van Grafhorst: “Ik heb er zelfs expliciet om gevraagd. Ik houd niet van die moderne telefoons; ik hoef niet constant online te zijn.”
Jimmy Veenboer heeft sinds twee weken zijn eerste smartphone. Hij zit er wat onhandig mee te spelen. “Het is puur voor mijn klanten dat ik deze telefoon heb genomen. Eerst moest ik altijd van de werkplaats naar het kantoor lopen om mijn mails te checken en te beantwoorden. Nu kan dat op mijn telefoon.” Is hij niet even in de verleiding gekomen de Facebook-app te downloaden? “Ik heb één app, dat is de waterpas-app; heel handig als ik de mijne ben vergeten.”
Vorige week is voor de derde keer mijn iPhone kapotgevallen. Noodgedwongen ben ik nu tijdelijk aangewezen op een prehistorisch mobieltje van mijn vader. Mijn vrienden grinniken als ze mij in de weer zien met het toestel. Maar ik ervaar vooral rust. Bij het stoplicht kijk ik niet meer even snel of mijn Facebookupdate al is ‘geliked’, en in de trein lees ik opeens een boek, of kijk ik naar buiten. Het is een openbaring om te ervaren dat het leven zonder smartphone net iets langzamer gaat. Een ruis van nutteloze informatie is weg gevallen.
Het einde van Facebook
Er komt een moment dat Facebook uit elkaar valt, stelt Geert Lovink (1959). Hij is lector Communicatie en Media Design aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij schreef het boek ‘Networks without a cause’. Lovink durft niet te voorspellen wanneer het moment daar is. Maar volgens hem zullen gebruikers hoe dan ook genoeg krijgen van de ‘ik’ die constant centraal staat. Ook zullen ze minder de behoefte voelen om oppervlakkige contacten te onderhouden met hun honderden ‘vrienden’. Zelf ervoer hij dit al: “Dat was de reden waarom ik in 2010 meedeed aan Quit Facebook Day. Ik had meer dan tweeduizend ‘vrienden’, terwijl mijn echte vrienden allemaal niet op Facebook zitten. Ik zag door de bomen het bos niet meer.” Facebook is voor veel mensen na acht jaar vertrouwd geworden, zegt Lovink. “En mensen zijn gewoontedieren.” Maar er komt volgens de lector zeker een punt dat gebruikers van Facebook hun horizon weer willen verbreden. Ze zullen op zoek gaan naar alternatieven. Die zullen, naar zijn verwachting, te vinden zijn op online platforms waar mensen samen iets kunnen doen; waar ze een samenwerking aangaan, of daadwerkelijk met elkaar iets maken.
Opvallend noemt hij de analyse dat het gebruik van een site als Facebook eenzaam maakt. Deze conclusie trok een van zijn studenten in haar scriptie, en het is ook uit een eerder onderzoek naar Facebook gebleken: Mensen zouden zich vergeleken met een controlegroep neerslachtig voelen na het lezen van hun timeline. De veelal positieve posts zouden mensen onzeker en ongelukkig maken over hun eigen leven.