‘Vier jaar lang was ik fulltime bestekzoeker’
Gepubliceerd in dagblad Trouw, 18 februari 2012.
De eerste baan maakt vaak diepe indruk en legt de basis voor later. Zanger en oud-schaatser Erik Hulzebosch (1970) begon als hulpje van de bestekzoeker in een houthandel in Gramsbergen.
“Op mijn 14de reed ik mijn eerste Elfstedentocht. Ik had niet eens eigen schaatsen, die had ik van mijn broer geleend. De enige gedachte die tijdens de tour door mijn hoofd ging was: ‘Ik stop pas bij de finish’. Ik wilde de mensen laten zien dat ik wel iets kon; van school bakte ik namelijk helemaal niks. Een paar maanden later ben ik dan ook gestopt. Ik vond school verschrikkelijk; iedere tien minuten vroeg ik mijn ouders wel of ik ervan af mocht.
De dag nadat ik was gestopt begon ik bij een dakdekbedrijf. Elke dag fietste ik twintig kilometer om bij het bedrijf te komen. Mijn taak was de dakpannen op de lift te leggen. Maar al snel vonden mijn ouders dat het werk en het fietsen te zwaar was voor een 14-jarige. Mijn vader zocht daarom een baan voor mij in ons dorp, Gramsbergen. Ik kon gelijk beginnen bij Touring Houthandel.
Ik was nog erg jong dus ik werd het hulpje van Ab Vinke, hij was bestekzoeker. Maar hij was ook mijn buurman, het ging daardoor heel makkelijk. Iedere ochtend om kwart over zeven begon je met het bekijken van de bonnen. Meestal waren het er zo’n dertig, van allerlei bouwbedrijven uit de omgeving. Zij plaatsten orders, en wij maakten die klaar. Dan stond er bijvoorbeeld: twintig plankjes hout, van die soort en die en die lengte. Om half vijf moest alles in karren klaar staan.
De hele dag stond ik daar in het hout te trekken. Samen met die oude mannen, ik was verreweg de jongste. Als de toeter ging was het pauze. Om half vijf ging er weer een toeter en was je klaar. Er werkten aardige mensen, en alles was beter dan school, zo zag ik het. Er werd ook veel gelachen; met Geert Kessis kon ik het bijvoorbeeld goed vinden. Hij was drummer in een band, en een enorme lolbroek. Dan zat hij met zijn drumstokjes op de heftruck. We maakten er vaak echt een feestje van.
Toch was het als ik nu terugkijk vooral een periode van hard werken. Ik had school verlaten en ik voelde heel sterk dat ik mijzelf moest bewijzen. Naar mijn ouders toe, maar ook naar mijn oudere collega’s. Ik zorgde daarom dat ik altijd alles op tijd af had; het gebeurde mij niet dat ik om half vijf de orders niet klaar had staan.
Vier jaar lang heb ik fulltime als hulp bestekzoeker gewerkt. Na het werk ging ik iedere dag nog een paar uur sporten; skeeleren, fietsen of schaatsen. Heel fanatiek was ik daarin. Ik reed rustig tachtig kilometer op een avond, dat was voor mij heel gewoon. Ik wilde de beste worden. Maar dat ik professioneel schaatser zou worden had ik toen niet kunnen denken. Schaatsen was geen beroep waarmee je geld kon verdienen.
Rond mijn 17de reed ik steeds meer wedstrijden en kreeg ik ook een sponsor. Al kwam mijn echte doorbraak pas in 1997 met de Elfstedentocht (Hulzebosch werd tweede, maar wist meer aandacht op zich te vestigen dan winnaar Henk Angenent, red.). Soms denk ik wel eens: het had maar weinig gescheeld of ik nog in die houthandel gestaan. Ik kom in het dorp nog regelmatig mannen tegen uit die tijd, sommigen werken er nog steeds. Natuurlijk hebben zij een mooi leven gehad, maar ik ben blij dat het bij mij anders is gelopen. Al ging het niet vanzelfsprekend. Het was een kwestie van willen en kunnen, vooral willen. Ik ben mijn eigen weg gegaan, en nu doe ik elke dag wat ik wil.”