Schroeven en moeren als mantra
Gepubliceerd in dagblad Trouw, 1 december 2012.
De eerste baan maakt vaak diepe indruk. Schrijfster Charlotte Mutsaers (1942) begon in een schroeven- en moerenfabriekje in Amsterdam. Onlangs kwam haar dichtbundel ‘Dooier op drift’ uit.
“Het leek me leuk om Nederlands te geven. Dat was de reden dat ik Nederlands ging studeren. Ik heb nooit gedacht: ‘Ik zoek een baan waarmee ik veel geld ga verdienen’. Nee, je ging studeren wat je wilde. Dat is natuurlijk al een enorme luxe-instelling; het idee dat je moet doen wat je leuk vindt. Hier kwam ik tijdens mijn eerste echte baantje achter.
Ik kwam niet in aanmerking voor een beurs, maar ondertussen had ik minder geld te besteden dan elke willekeurige beursstudent. In het tweede jaar van mijn studie wilde ik een fototoestel kopen, ik had alleen geen cent. Ik ben toen twee weken gaan werken met als enig doel geld verdienen. Voor het eerst in mijn leven, en eigenlijk ook voor het laatst, werkte ik alleen voor het geld.
Via de studentenvereniging kwam ik aan een baantje in een schroeven- en moerenfabriekje ergens aan de Amstel. Ik kwam aangelopen in een witte lakjas. Het was de provotijd. Ik had de jas niet eens gekocht als provolid, maar wit was de kleur van de provo’s. Meteen kreeg ik commentaar: ‘Een provolid, daar hebben we niks aan.’ Ik hoorde er gelijk niet bij. Dit spoorde mij aan om mijn werk extra goed te doen.
Ik moest schroeven en moeren in een plastic kuipje doen. Je moest het allemaal heel precies uittellen en als het klaar was legde je het bakje onder een hete machine. Daar werd het plastic vastgeplakt aan het karton. ‘Bam tsjin’, het geluid van de machine hoor ik nu nog. Het was heel secuur werk, want ja, als je zo’n bakje koopt en het is niet compleet zit je er maar mooi mee. Het was daarom heel vervelend als er mensen tussendoor zaten te kletsen. ‘Heb ik nou tien moeren of negen erin gedaan?’ vroeg ik me dan af. Hup, alles moest er weer uit en ik telde het opnieuw. Maar dan maakte je weer niet genoeg stuks per uur, en dat moest je ook in de gaten houden.
Tijdens het werk kun je aan niks anders denken dan aan de juiste hoeveelheid schroefjes en moertjes. Je bent meteen van je zorgen af. Ik heb nooit aan meditatie gedaan, maar ik denk dat schroeven en moeren een goede mantra zijn. Ik realiseerde mij tijdens die weken vooral dat heel veel mensen dit soort werk doen. In het fabriekje ging een hele dag voorbij zonder dat je iets leuks had beleefd. Als het donker was verliet je het etablissement en moest je nog boodschappen doen. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Ik werkte met mensen die dit werk als echt beroep hadden. Daar voelde ik mij eigenlijk heel lullig tussen. Vooral omdat ik dacht: ‘Tjee, je zou dit maar je hele leven doen’. De werknemers werden steeds aardiger. Op een gegeven moment vond ik het bijna jammer dat ik wegging. Ik schaamde me ook een beetje. Ik was daar aan het werk voor een luxeobject, en die mensen voor hun bestaan.
Ook al heb ik dit werk maar twee weken gedaan, het was onvergetelijk. Tijdens mijn studie Nederlands had ik niet het gevoel dat ik ‘ingeschakeld’ was. Maar door dit werk voelde ik mij eindelijk ook eens een hardwerkend mens. Ik was ingeschakeld.”