‘Ik was de meest norse cafébaas van Antwerpen’
Dit artikel verscheen in dagblad Trouw, 17 januari 2015
De eerste baan maakt vaak diepe indruk. Ivo van Hove (1958), directeur van Toneelgroep Amsterdam, begon als café-eigenaar in Antwerpen. Hij regisseerde de voorstelling ‘Maria Stuart’ die onlangs in première ging.
“Om mijn eerste theaterproducties te bekostigen, heb ik met een groepje medestudenten begin jaren tachtig een café geopend in Antwerpen: Café Illusie noemden we het. We vonden een ruimte in een oude papierwinkel. Voor 17000 Belgische frank per maand mochten we het pand huren. Het café was gesitueerd tegenover de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. Daardoor hadden we direct een grote clientèle van studenten van de academie.
Al snel was het café bekend bij heel hip Antwerpen. Je kon er ontbijten, lunchen, dineren en in het weekend hielden we party’s. We organiseerden bijvoorbeeld een operaparty, en daarvoor nodigden we operazangers uit om op te treden. En bevriende kunstenaars vroegen we om de etalage in te richten. De ‘pinguïnparty’ kan ik mij nog herinneren als de dag van gisteren: er was zelfs een heuse performance met een pinguïntrainer en een pinguïn. Nu zou zoiets niet meer mogen, maar toen kon dat allemaal nog gewoon.
We ontpopten ons als heuse café-eigenaren. We sloten deals met grote brouwerijen en we zorgden ervoor dat we verse producten in huis hadden. Ik deed elke dag de ochtenddienst: ik zorgde voor brood, croissants en lekkere koffie. Ik was niet het type dat vlotjes met iedereen aan de bar stond te praten. Eerder stond ik bekend als de meest norse cafébaas van Antwerpen, maar dat was ook maar image. Jan Verweyveld, een van de vrienden, deed de lunch. Inmiddels is hij al jaren scenograaf en lichtontwerper bij Toneelgroep Amsterdam.
Om extra te verdienen zijn we ook nog een kaarsenmakerij begonnen. We maakten paaskaarsen. De ouders van Jan hadden dat ook gedaan, en hij wist precies hoe het moest. De katholieke kerken in de omgeving waren grote afnemers.
De opbrengsten van het café en de kaarsenmakerij stelden onze vriendengroep – zo’n vijf man – in staat om heel goedkoop te leven. We verdienden er nauwelijks aan, maar we gaven ook niks uit. Ik heb zelfs nog een tijdje gewoond in een kamertje grenzend aan het café – dat is trouwens niet aan te raden.
Twee grote theaterproducties hebben we in die periode op de planken gezet. In de kelder van het café hebben we ‘Agatha’ gemaakt, van Marguerite Duras. Het resultaat was zeker niet slecht. Ook hebben we nog een grote voorstelling gemaakt in de haven, die voorstelling betekende onze ‘doorbraak’. Daarna werden we bekender en werden we ook uitgenodigd door andere gezelschappen.
Na twee jaar zijn we gestopt met het café. Het was mooi geweest. We hadden een geweldige tijd gehad, waarin we leefden als bohemiens. We leerden ondernemen en echt samenwerken. We gingen verder als theatermakers: cafébaas worden was nooit onze ambitie geweest.”