‘Iedere zaterdag in de Dulle Griet’
Gepubliceerd in dagblad Trouw, 30 april 2011.
De eerste baan maakt vaak diepe indruk en legt de basis voor later. Presentator en televisiemaker Maxim Hartman (1963) begon in de snackbar van zijn vader. Iedere maandag is hij op televisie te zien bij Omroep Maxim.
“Mijn tweede vader was een snackbar begonnen in Den Haag. Iedere zaterdag en tijdens de vakanties werkte ik bij hem in de Dulle Griet. Ik had een bloedhekel aan het werk, maar ik wilde graag een crossmotor, en mijn ouders vonden dat ik daarom maar moest gaan werken.
“Mijn vader kookte en stond de klanten te woord. Ik deed alle rotklusjes: ik maakte de toiletten schoon, waste af en ik moest de aardappels schillen. Het schillen gebeurde in de kelder. Op zaterdag- als de winkel dicht was- moest ik daar voor de hele week aardappels schillen. Dat gebeurde met een speciale machine: de lucht was vreselijk en deed nog het meeste denken aan rotte eieren.
“De snackbar lag aan het randje van een volkswijk. Toen mijn vader het kocht was het een heel slechte plek: er liepen zelfs ratten rond. Binnen korte tijd maakte mijn vader het tot een echt eetcafé met van die roodwit geblokte lampen. Je kon er zelfs een broodje krijgen met een schijfje komkommer erbij. Dat was toen bijzonder: op de meeste plekken kreeg je gewoon een wit klef broodje met kaas, en dat was het.
“Ieder weekend moest ik met hem mee naar de veiling. Daar ging mijn vader groente inkopen. Hij was heel goed in afdingen. Hij zocht dan naar tomaten die bijna verrot waren- die kon je immers nog wel in de soep verwerken- en hij wist ze dan voor niks te krijgen. Ik vond het echt gênant om te zien hoe hij dat deed. Maar het maakte niet uit; ik was het slaafje dat vervolgens met de kist moest slepen.
“Op zaterdag liet hij ook altijd de gokkast ‘ploffen’. Hij kon het niet verkroppen dat op maandag een klant met al het geld er vandoor zou gaan. Soms gooide hij er wel veertig gulden in. Ik weet nog goed dat ik er een keer een knaak inwierp: het was meteen jackpot. Wel 150 gulden kwam er uit de machine rollen. ‘Dat is mijn geld,’ zei hij meteen. Hij kon heel hard zijn.
“Toch heeft hij ook een goede invloed op mij gehad. Ik ben opgegroeid tussen vijf vrouwen: mijn oma en mijn vier tantes. Daardoor was ik een beetje soft, hij zorgde er wel voor dat ik dat afleerde. Als ik iets van een vader heb gehad was hij het wel.
“Toen ik begon was het makkelijk dat ik bij mijn vader aan het werk kon. Maar achteraf had ik beter bij een vreemde kunnen gaan werken: op zijn werk was hij alleen maar bezig met zoveel mogelijk geld verdienen. Als er toeristen kwamen zei hij mij: ‘je geeft ze niet de menukaart hoor.’ Vervolgens liet hij ze het dubbele betalen voor een omelet.
“Mij snauwde hij de hele dag af: ‘ruwe frikadellen’, riep hij dan bijvoorbeeld. Ik snelde me naar de kelder om daar frikadellen uit de vriezer te halen. ’s Avonds moest ik gewoon weer met hem naar huis; hij had twee gezichten.
“Nooit meer heb ik daarna langer dan twee dagen ergens in loondienst gewerkt. Na ieder baantje zei ik tegen mijn ouders: als dit het is word ik nog liever crimineel. Kijk, als je in loondienst werkt moet je altijd de dingen doen die de baas zelf liever niet doet. Je zit altijd met het mindere werk.”